Verslag van de beklimming van de Mount Meru in het Noorden van Tanzania

‘Elephants’. Het klinkt donker en dreigend. Casimir is niet de meest spraakzame gids, maar hij heeft wel de gave om elke uitspraak in de juiste toonhoogte te brengen. Enigszinds verbaasd staren we naar de kolossen die een eind verderop door het struikgewas passeren. We zijn immers al op ongeveer 2500 meter hoogte en veel gezelschap, van welke aard dan ook, verwachten we niet meer. Binnen een twintigtal minuten zouden we Miriakimba Hut moeten bereiken, onze eerste respectievelijke rust-, eet- en slaapplaats op onze tocht naar de top van de Mount Meru. Woudolifanten mogen dan wel ietsje kleiner zijn dan hun broers op de grote vlaktes, een ontmoeting is steeds opnieuw, waar ook, een indrukwekkende en onwezenlijke ervaring.

Vele uren eerder stond ik toch wel wat zenuwachtig te wezen aan Monala Gate bij de ingang van Arusha National Park in het Noorden van Tanzania. De formaliteiten verliepen op z’n afrikaans met een hoop paperassen, stempels en vooral heel veel geduld. Uitgerekend die heldere ochtend liet de Kilimanjaro zich even zien. Een zeldzaam moment, hij ligt immers een zestigtal kilometer verderop en mist of wolken maken dat hij zo goed als altijd verborgen blijft. Het leek alsof hij heel even wou benadrukken dat hij toch wel de grootste is en blijft. Wij gingen immers de Meru beklimmen, zijn kleiner neefje. Boodschap begrepen.

Alhoewel, ooit was het anders. De Meru bestaat momenteel uit overblijfselen van wat een gigantische vulkaan moet geweest zijn. Enorme explosies tijdens de verdere ontwikkeling van de Great Rift Valley – de geologische formatie waartoe de Meru behoort – zorgden voor een halvering van de reus. Wat rest is een min of meer hoefijzervormige formatie met aan de westkant het hoogste punt op 4562 meter. Een niet helemaal ingeslapen vulkaan, de laatste roerselen dateren van het begin van de twintgste eeuw en een nieuwe krater rees op uit het centrale deel. Het zeer diverse landschap rond de gigant werd in 1967 uitgeroepen tot Arusha National Park. Dit natuurgebied is niet de meest populaire bestemming bij de talrijke toeristen: de Serengeti, de Masai Mara of de Ngorongorokrater trekken de grote massa. Ten onrechte, want de verscheidenheid aan fauna en flora dat het park te bieden heeft lonen meer dan de moeite: dicht struikgewas en grasland zijn het biotoop van troepen zebra’s, giraffen, buffels en hyena’s. Bronnen en ondergrondse rivieren geven vorm aan de Momela Lakes, leefwereld van een immense varieteit aan watervogels. Hogerop zijn de flanken van de Meru tussen de 2000 en de 3000 meter begroeid met zeer dicht en vochtig woud. Nog hoger wordt het schraler om dan, na de boomgrens, over te gaan in een desolaat rotsig maanlandschap.

‘We’re leaving.’ Mijn gids neemt een laatste teug van zijn koffie, trekt zijn uniform recht en zwiert zijn geweer over zijn schouders. Dag 2 moet ons van Miriakimba Hut op 2500 naar Saddle Hut op 3600 meter brengen. De slaapplaatsen in die hutten zijn van een ver doorgedreven eenvoud. Hutten in de bergen zoals hutten in de bergen horen te zijn. Sober en functioneel, gebouwd om passanten onderdak te verlenen met centraal een bouwsel waar wat meer geleefd wordt: de plaats waar de kampverantwoordelijke woont, waar de gidsen en dragers eten, slapen en discussiëren. Casimir, altijd net iets spraakzamer tussen zijn collega’s, roept nog enige afscheidszinnen in het Swahili aan de kampleider en zet meteen het tempo. We stijgen steeds meer in een onvoorstelbaar fascinerende wereld. Het lijkt of we in de decors van een Lord of the Ring-film zijn beland met rond ons de meest mysterieuze boomformaties. De vegetatie wordt hoe langer hoe soberder en we hebben één absolute zekerheid: het uitzicht vanop de Meru wordt steeds indrukwekkender. In de late namiddag komen de verlossende woorden: ‘Marco, three minutes to the hut’. ‘Yesyes’ zeg ik en ik bedenk dat hij de dag ervoor dezelfde aankondiging maakte toen we nog een half uur te gaan hadden.

Casimir is één van de officiële rangers van Arusha National Park. Hij begeleidt bezoekers op weg naar de top of tijdens een wandelsafari. Nooit hield hij bij hoeveel maal hij reeds het hoogste punt van de Meru bereikte maar hij doet dit werk al vele jaren. Hij vertelt dat de Warusha, de stam die in de buurt woont de Meru als heilig beschouwen. Elk jaar wordt er aan de berg een koe of een schaap geofferd hopend op een vruchtbaar regenseizoen.

Twee uur in de ochtend is vroeg. Erg vroeg. Op dit onmenselijke uur vatten we de tocht naar de top aan. Geholpen door het maanlicht en gedreven door een hoop adrenaline komen we aan op Rhino Point (3800 meter). De fossiele resten op deze plaats zouden ooit de beenderen van een neushoorn geweest zijn. Vanaf dan gaat ‘t steil omhoog. We lopen op een erg smalle richel met aan weerskanten een zwarte diepte. Vegetatie is helemaal onbestaande. Het wordt bijzonder koud, ijskristallen vormen zich tussen de kale rotsen. En dan, vrij plots, veranderen de kleuren in de verte. Donkergrijs wordt donkerblauw. De contouren van de wolken in de diepte tekenen zich af. Stilaan wordt duidelijk op welke hallucinante hoogte we ons bevinden en de lager gelegen krater krijgt vorm. Het donkerblauw wordt lichter en een hevige oranje gloed verschijnt aan de oostzijde. De zon breekt moeiteloos door en het eerste licht en de warmte geven ons de nodige energie om het laatste stuk te overbruggen. Dit is nodig want de laatste meters naar de top zijn een echt hindernissenparcours waar regelmatig stevig klimwerk bij komt kijken. En dan geraken we er. 4562 meter. We hebben het gehaald. Het euforisch gevoel is onbeschrijfelijk. Enkel wij op het hoogste punt. Ik kijk richting Kilimanjaro. Zijn contouren tekenen zich af in het ochtendlicht maar hij verstopt zijn top in een wolkenmassa. Ik glimlach naar hem met respect. Diep daar beneden begint Afrika aan een nieuwe dag en ik schrijf mijn naam in een logboek.

De volgende dag, na nog een overnachting in Miriakimba Hut, staan we terug met beide voeten op de grond aan Monala Gate. De Meru is de vijfde hoogste berg van Afrika en is ontegensprekelijk een stuk minder hoog dan zijn beroemde buur. Maar de kans om grote hordes andere toeristen tegen te komen of om last te hebben van hoogteziektes zijn een stuk kleiner. De vierdaagse tocht naar de top is een fantastische trip door bijzonder wisselende en fascinerende landschappen met adembenemende vergezichten. Misschien niet zo prestigeus als de beklimming van de Kilimanjaro maar hij is toch bijna even hoog als de Mont Blanc in het verre Europa. <

Share your thoughts