Vogelen in Tarifa

EEN ORNITHOLOGISCHE ONTDEKKINGSREIS 

Het is een prachtige dag in het uiterste Zuiden van Spanje. De wind staat strak, vliegers en zeilen in alle kleuren en maten dansen op en boven de oceaan. Tarifa biedt de ideale omstandigheden voor de talrijke kite- en windsurffanaten die van heinde en ver naar hier afzakken. Er heerst een relaxe, hippieachtige sfeer. Dit uiterste punt van het Europese vasteland ligt het dichtst bij het Afrikaanse continent, hier ontmoeten de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee elkaar. De Straat van Gibraltar is een veertien kilometer brede scheiding tussen Spanje en Marokko. Er gebeurt veel op dit kruispunt. Grote zeeschepen varen af en aan, dit is hun toegangspoort tot het Middellands zeegebied. Talrijke diersoorten migreren onder en boven water. Tonijnen, Walvissen en Dolfijnen passeren hier en zijn op weg naar of komen terug van hun paaigebieden. Hoog in de lucht vliegen in de lente talrijke trekvogels van Afrika naar Europa en keren weer in de herfst.

En dit is de reden dat ik hier ben. Uitermate nieuwsgierig naar de vogelsoorten die hier passeren en verblijven. Het is april, Paasvakantie, de periode van de vogeltrek. Mijn broer Dominiek, zijn 12-jarig zoontje Kobe en ikzelf hebben afgesproken met safarigids en ornitholoog James. De ontmoeting is bijzonder warm en hartelijk. James, een Britse man van pensioengerechtigde leeftijd, straalt veel kennis uit en is uiterst enthousiast om ons te ontvangen. Zijn verrekijker hangt permanent rond zijn hals, een onmisbaar attribuut (hij is er net niet mee vergroeid). Dominiek en James hebben jaren terug gelijktijdig in Tanzania gewoond. James werkte er als natuurgids en Dominiek was zijn geliefde gevolgd die in Arusha voor een n.g.o. werkzaam was. Als IT-er verzorgde hij er de websites van vele safaribedrijven. Een lange vriendschap ontstond daar in het verre Afrika. 

Het landschap achter het stadje Tarifa bestaat grotendeels uit velden, landbouwakkers, enkele bossen en is licht heuvelachtig. Er is weinig bebouwing en vele moderne, hoge windmolens domineren het landschap. De constante wind van de Atlantische Oceaan zorgt voor ideale omstandigheden, niet alleen voor de kite- en windsurfers. We verlaten de hoofdbaan en rijden een landwegje in. James leidt ons naar enkele kleine meertjes diep verscholen in het binnenland. En daar staan ze dan in het ondiepe water: een enorme groep Flamingo’s. Hun gekwetter is oorverdovend maar hun verschijning is fantastisch, hun roze kleur tekent enorm af in het groene landschap. Andere soorten flankeren deze waadvogels: een aantal Zwarte Ibissen en een Lepelaar zoeken eveneens naar voedsel in het moeras. Dichterbij, op enkele meters van onze wagen, staren enkele Koereigers stokstijf in onze richting. Ietsje verder aan een kanaaltje naast de zandweg wijst onze gids naar een felblauwe verschijning: een Purperkoet probeert zich te verschuilen in het riet. En dan spotten we weer een nieuwe soort: een Ralreiger. Prachtig dier. En zo gaat het verder. We rijden traag door schijnbaar verlaten gebieden op onverharde wegen en kijken rond. James heeft arendsogen en hij is een echte vogelencyclopedie. Ik kan het amper vatten, elk silhouet in de lucht wordt met zekerheid geïdentificeerd, elk vogelgeluid wordt zonder twijfel toegekend aan de juiste soort. Het is hallucinant.

De straat van Gibraltar heeft door zijn strategische ligging een bewogen geschiedenis. Tijdens de Tweede Wereldoorlog werd door de Britten een hevige strijd geleverd om Duitse onderzeeboten te vernietigen die hier poogden te passeren. Zo is er ook een verlaten militaire basis net buiten Tarifa. In een zeer heuvelachtig en groen landschap liggen verlaten bunkers, oude militaire gebouwen en zelfs verroeste kanonnen. In dit domein hebben we postgevat en staren richting water. We voelen ons de moderne wachtpost en zijn nu van dienst. Heel in de verte zien we de contouren van Afrika. Hoog in de lucht komen enkele stippen steeds dichterbij. James tuurt door zijn verrekijker. ‘Zwarte Wouw. Een twintigtal’. Even later passeren ze boven onze hoofden. Kobe haalt zijn boekje over roofvogels boven en bestudeert uitvoerig deze soort. En dan zijn er nieuwe silhouetten: een vijftiental Ooievaars hebben de oversteek gehaald. Er volgen nog enkele Slangen- en Visarenden, een Dwergarend en een tweetal Buizerds. Wat een boeiend spektakel!

De volgende dag rijden we op een onverharde weg. Er landt een kleine bruine vogel op een paaltje net naast de weg. “Een Kalanderleeuwerik” aldus James. “Luister goed, hij imiteert de zang van andere soorten… Nu dat van de Roodborsttapuit… En nu een Putter.” Deze twee laatste zijn dan ook de vogels die we hier het meest zien, samen met de Grauwe Gors, een soort die bij ons bijna uitgestorven is. (En de Putter… tja, eeuwige fan! Ik heb al wat pogingen ondernomen om deze kleurrijke verschijning in mijn tuin te lokken. Tevergeefs.) Het valt me op dat we menig soort dicht kunnen naderen. Onze huurwagen is deels een grote hulp bij onze safari’s: het is een hybride auto en hij is onwaarschijnlijk stil. Soms is gewoon niet te horen of de motor al dan niet aanstaat. Maar over de fel lichtblauwe kleur heb ik toch mijn twijfels.

James woont al enkele jaren in de buurt van Tarifa en weet welke soorten ongeveer op welke locatie te vinden zijn. Maar het blijft toch een onvoorspelbare zoektocht. Juist dat maakt het zo boeiend en plezant. We zien die dag nog de wondermooie Hop, roodbruin van kleur en met een lange zwartgepunte kuif, we spotten de uiterst zeldzame Heremietibis die dankzij een herintroductieprogramma in deze streek terug aanwezig is. En zijn getuige van grote groepen jagende en zeer kleurrijke Bijeneters. Ook zij zijn net gearriveerd uit Afrika. Er is ook een Steenuiltje dat op uitkijk zit op een oude verlaten ruïne. Hij heeft een eigen uitkijkpost.

Als de avond valt rijden we door een verlaten zandwegje. “Parkeer de wagen hier maar, we gaan te voet verder.” Het is mij toch een beetje onduidelijk wat de bedoeling is, de schemer is ingezet en de nacht komt dichterbij. James kruipt door een weggeknipt stuk uit een hoge draadomheining. “Volg me”. We lopen op een stuk verharde weg met aan weerszijden dichte struiken. En dan een luide kreet. Een langgerekt ‘Hoe’ wordt gevolgd door een trillend ‘hoehoehoe’. Het is een spookachtig geluid. Het is de roep van een Bosuil, hij zit vlakbij. We wandelen verder. Ik zie nu dat we op het terrein zijn van een verlaten waterkrachtcentrale. Dichte bossen omringen het uitgestrekte meer dat tegen de dam aangrenst. De Bosuil herhaalt zijn griezelige roep. Onze zintuigen staan op scherp. Het wandelpad loopt verder langs de rand van het water. En dan een andere roep. Dieper. Zwaarder. Het komt van verder. ‘Oehu’

En daar staan we dan op een totaal verlaten terrein met aan de ene kant de roep van de Bosuil en aan de andere kant de roep van de Oehoe. Wat een onwaarschijnlijk magisch moment. James tuurt in de schemer. “Zou hij dat niet zijn?” Hij wijst naar een silhouet op de top van één van de hoogste bomen op een heuvelrug. Alles lijkt inderdaad juist, de contouren kloppen helemaal. Zou het? En dan komt er beweging in het silhouet en het vliegt weg. Oehoes zijn één van de grootste uilensoorten ter wereld en hebben een spanwijdte van ongeveer 190 cm. En ik heb kippenvel.

Bij het afscheid de volgende dag worden er tussen mijn broer en James vage plannen gemaakt om toch nog eens samen terug te keren naar Tanzania. Met James als gids lijkt mij dat de ultieme natuurbeleving. Ondertussen bekijk ik mijn notities en tel de soorten die we de afgelopen dagen hebben waargenomen. 103 soorten. Honderdendrie. Wat een ornithologische verwennerij! <